Uitvinding van de cinema
De cinematograaf en de betovering van bewegende beelden
De uitvinding van de film was waarschijnlijk een van de meest tot de verbeelding sprekende ooit. Voor de mensen die er voor het eerst kennis mee maakten was het ronduit magie. Ze begrepen niet hoe het werkte of hoe ze iets konden zien bewegen dat er niet werkelijk was. Bron van dit nieuwe vermaak was de cinematograaf, een handig apparaat dat was uitgevonden door de broers Lumière uit Frankrijk. Deze zou al snel worden gevolgd door een keur aan verbeteringen en aanvullende uitvindingen op het terrein van film- en bioscooptechniek. Maar er gingen ook ontwikkelingen aan vooraf.
Ansichtkaart voor de voorstelling La belle Jardinière (De mooie tuinierster). 1900. Het is niet duidelijk of het hier een filmvoorstelling betreft of eentje met een toverlantaarn. Zoveel konden beide apparaten op elkaar lijken.
Het principe achter film
Een film is feitelijk niets anders dan een serie van foto's die zo snel worden afgespeeld dat het bewegende beelden lijken. Het betreft wel een dusdanig grote hoeveelheid foto's die je die niet zomaar met een gewone camera kun maken. Er is dus een speciale filmcamera nodig. Ook dienen de foto's op een groot wit vlak, bijvoorbeeld een scherm, geprojecteerd te worden om het filmische effect te verkrijgen. Dat vraagt om een projector. Geen van deze uitvindingen heeft echter zin als je de film niet kunt ontwikkelen. De uitvinding van de film, ook wel cinema of cinematografie genoemd, bestaat dus uit zowel camera, projector en ontwikkelapparatuur.
Voorlopers van de filmprojector
Het idee van het projecteren van bewegende beelden bestond echter al langer. Eeuwen lang hebben uitvinders zich gebogen over systemen waarmee je iets van bewegende beelden kon projecteren, op de muur of in een kastje of iets dergelijks. Deze systemen waren grotendeels voor thuisgebruik bedoeld, vielen meestal onder optisch speelgoed en hadden vaak uitzinnige namen als phenakisticope of zoëtrope. Onder deze apparaten waren ook twee meer expliciete voorlopers van de filmprojector. Dat waren:
- De toverlantaarn (laterna magica).
Deze is waarschijnlijk in 1654 uitgevonden door Christiaan Huygens. Het is duidelijk een vroege versie van de diaprojector en werkt met glasplaatjes die achter een lens geschoven kunnen worden. Daar er nog geen foto's bestonden maakte men aanvankelijk gebruik van op het glas geschilderde afbeeldingen. Als lichtbron gebruikte men een kaars of olielamp. Zowel qua lichtbron als qua afbeeldingen zou de toverlantaarn met zijn tijd meegroeien.
- Het fantasmagorie.
Dit is een aangepaste versie van de toverlantaarn die eind 18de eeuw werd bedacht door Étienne-Gaspard Robertson. Hij projecteerde beelden niet alleen op muren, maar ook op rook of half doorzichtige schermen. Daardoor werd de illusie van een geestverschijning gecreëerd. Dit apparaat werd dan ook vooral gebruikt voor horrorachtige voorstellingen of bij vermeende seances.
Ets van een fantasmagorie in 1797 gegeven door Étienne-Gaspard Robertson. Deze afbeelding staat op de voorkant van Robertsons memoires uit 1831.
Sallie en het begin van de filmcamera
De eerste persoon die met het basisprincipe achter film aan de slag ging was de naar de VS geëmigreerde Britse fotograaf Eadweard Muybridge (1830-1904). Volgens de anekdote wilde een oud-gouverneur van Californië, Leland Stanford, graag weten of een galopperend paard helemaal los komt van de grond. Hij gaf Muybridge de opdracht dit met behulp van foto's te achterhalen. In 1877 legde de fotograaf daartoe de beweging van de merrie Sallie Gardner vast met twaalf in een rij opgestelde camera's die een complex systeem volgden om alle benodigde foto's te maken. Het lukte echter, en jawel, Sallie kwam helemaal los van de grond.
Het zou echter niet zijn gelukt als Muybridge geen belangrijke verbeteringen aan de fototoestellen had aangebracht. Zo wist hij de belichtingstijd van zijn camera's te verkorten van enkele seconden naar een fractie van een seconde, waardoor hij onbewogen foto's kon maken van een bewegend dier. Daarnaast construeerde hij een snelwerkende mechanische sluiter. Deze maakte de fotograaf definitief tot een uitvinder.
Het zou trouwens ook niet zijn gelukt als Muybridge zijn rechtmatige straf had moeten uitzitten voor het vermoorden van de minnaar van zijn vrouw, maar belangrijke connecties wisten dat te voorkomen.
Sallie Gardner at a Gallop, het allereerste filmpje ooit gemaakt.
Het resultaat van de experimenten van Muybridge werd door velen ervaren als spectaculair, maar de manier van fotograferen was erg omslachtig. Anderen begonnen na te denken over een betere manier om beweging vast te leggen en te tonen.
Dat deed Eadweard zelf ook. Hij was namelijk geobsedeerd geraakt met het vastleggen en analyseren van bewegende dieren en mensen, waar hij vele nieuwe minifilmpjes van produceerde. Binnen dat kader kwam hij in 1879 met nog een uitvinding, de zoöpraxiscoop. Deze vertoonde nageschilderde foto's die op een glazen schijf waren afgebeeld. Als de schijf snel werd rondgedraaid ontstond de illusie van bewegende beelden.
In de basis was dit de eerste filmprojector aangezien dit het eerste apparaat was dat bewegende beelden projecteerde in plaats van stilstaande. De mogelijkheden waren echter zeer beperkt en feitelijk was ook dit optisch speelgoed. Niettemin legde Muybridge duidelijk een basis voor de uitvinding van de film.
Links: Eadward Muybridge. Rechtsboven: filmpje van een lopende olifant door Muybridge uit 1884-1887. Rechtsonder: de lopende olifant uitgewerkt voor de zoöpraxiscoop in 1893.
De kinetoscoop
Handiger zou het echter zijn om één camera te hebben die heel veel foto's achter elkaar weet te maken en een projector die deze series kan afspelen. Het eerste apparaat dat in de buurt van deze omschrijving kwam, was de zogeheten kinetoscoop, ook wel 'kijkdoos' genoemd. Het was een muntjesapparaat voor kermissen en attractieparken: in ruil voor je muntje kon je door een soort viewer een kort filmpje bekijken. Daarmee was dit nog geen volwaardige cinema, maar werd er wel een belangrijke stap gezet van optisch speelgoed voor thuisgebruik naar vertoningen voor een grote publiek.
De kinetoscoop werd in het begin van de jaren '90 van de 19de eeuw bedacht door William Dickson, een werknemer van Edison. In 1894 kregen ze samen het patent. Edison zou zich veel moeite doen om het apparaat te promoten en voor de rest van leven verknocht raken aan cinema.
'Dickson groet', 1891. Deze beelden van William Dickson zelf waren de eerste bewegende beelden ooit vertoond aan Amerikaans publiek.
Er waren wel een aantal nadelen aan de kinetoscoop. Zo duurde de filmpjes erg kort, vaak maar zo'n 20 seconden en kan er maar één persoon tegelijkertijd naar de film kijken. Toch was het een leuk apparaat dat nog tot in de jaren '60 dienst zou doen op pretparken en kermissen.
Op filmgebied werd hij echter al snel overtroffen door de cinematograaf. Op één ding na. Voor de opnames van de kinetoscoop gebruikte men al geperforeerd celluloid van 35mm breed. Dit was hetgeen dat men later 'film' ging noemen. Dat formaat is nog lang het enige geweest dat in de filmwereld werd gebruikt. Dat hoeft overigens geen wonder te heden. De celluloid film werd in 1889 als eerste ontwikkeld door het Kodak van George Eastman, een vriend van Edison.
Een zogeheten kinetoscoopsalon in San Francisco rond 1895.
De cinematograaf: alles-in-één
Het waren de broers Auguste (1862-1954)en Louis (1864-1948) Lumière, die de cinematograaf of 'cinématographe' uitvonden. Daarbij was Louis het technische brein en Auguste het zakelijke. Ze waren de zoons van een fabrikant van fotografische artikelen uit Lyon en waren dus opgegroeid met fotografie. Na de uitvinding van de kinetoscoop vatten ze gelijk het idee op om deze te verbeteren. Dat leverde een resultaat op dat boven alle verwachtingen verheven was. Op 13 februari 1895 kregen ze het octrooi.
De cinematograaf kon bewegende beelden vertonen die werden geprojecteerd op een achtergrond, meestal een muur. Dat betekende dat er meerdere mensen tegelijkertijd naar de voorstelling konden kijken.
Op 22 maart 1895 werden de allereerste beelden vertoond. Op 28 december van datzelfde jaar was de eerste betaalde voorstelling. Daarna ging het razendsnel. In januari 1896 kwamen er al 4.000 bezoekers per dag om het nieuwe wonder zelf te aanschouwen.
Auguste (l) en Louis (r) Lumière.
De cinematograaf was een bijzonder slim apparaat dat camera, ontwikkelaar en projector ineen was. Het nam de beelden dus eerst op, ontwikkelde ze vervolgens en kon ze daarna vertonen. Het had bovendien een handzaam formaat van slechts vijf kilo en er was geen elektriciteit voor nodig. Dat maakte het extra geschikt om mee rond te reizen en mensen door heel Europa en later de rest van de wereld mee te vermaken.
In de cinematograaf werd de film stilgehouden terwijl hij werd geprojecteerd. Iedere keer als het volgend beeld op zijn plaats werd geschoven, verduisterde een sluiter de film heel even. De snelheid hiervan was hoog genoeg om beweging te suggereren.
Links: de cinematograaf als camera. Midden: de cinematograaf met ontwikkelmechanismes zichtbaar. Rechts: de cinematograaf omgebouwd tot projector. Afbeeldingen 1897.
Hoewel ook anderen vroege filmpjes hebben gemaakt, was de cinematograaf het werkelijke begin van de filmgeschiedenis, met aan het roer Louis Lumière, de vader van de film.
De bioscop
Het had maar weinig gescheeld of de Duitse broers Max (1863-1938) en Emil Skladanowski waren de geschiedenis ingegaan als de grote uitvinders van de film. Praktisch tegelijkertijd met de gebroeders Lumière werkten zij aan filmcamera's en projectors. Op 1 november 1895, anderhalve maand voor hun Franse concurrenten, vertoonden zij hun eerste film aan publiek met een apparaat dat de Bioscop heette.
Deze projector was een grote vooruitgang op alles wat eraan vooraf was gegaan, maar onhandig in vergelijking met de cinematograaf die een niet veel later werd gepresenteerd. Er waren twee filmrollen nodig en een aparte camera om de films te schieten. Later zou vooral Max hun apparatuur nog drastisch verbeteren, maar het mocht niet meer baten. De broers werden een voetnoot in de geschiedenis van de film.
Maar toch niet helemaal. Tenslotte legden ze met hun uitvinding misschien niet de basis voor de cinema, maar wel voor de bioscoop als zaal voor de vertoning van films en een systeem waarbij camera, ontwikkelapparatuur en afzonderlijke apparaten zijn. En dat idee zou, na een periode van rondreizende filmvertoningen, alsnog vaste grond onder de voeten krijgen en de naam dragen die de Skladanowski's hadden bedacht.
De Warwick Bioscop, ook bekend als Urban Bioscop, rond 1900. Deze werd in 1897 ontworpen door Walter Isaacs. Hier zijn filmcamera en projector nog geïntegreerd, maar de aanzet tot de hedendaagse projector is goed zichtbaar. Het is daarmee een tussenstap tussen cinematograaf en losstaande apparatuur.
Uiteindelijk kreeg de bioscoop ook op technisch gebied een eigen inrichting, opdat de projectie maximaal plaats kon vinden. Zo kwam er een speciale lichtbak voor de belichting van de film. Hiervoor werden booglampen gebruikt.
Lees hier meer over de geschiedenis van de bioscoop.
Anabelle's Dance, 1894, door William Dickson geschoten, ingekleurd door Thomas Edison. Het toont de danseres Anabelle Whitfield, die een destijds populaire serpentine dans uitvoert.
Officieel de oudste kleurenfilm tot nu toe ontdekt, is een filmpje gemaakt door de Britse fotograaf en chemicus Edward Raymond Turner (1873-1903) en dateert uit 1902. Turner werkte als inkleurder van foto's en had een heel speciale manier bedacht voor het maken van kleurenfilms waarbij hij werkte met filters. Deze filters waren bevestigd op een ronddraaiende schijf in de camera, waardoor de frames opeenvolgend door een van kleuren werden geschoten. De uiteindelijke film werd dan met drie frames tegelijkertijd geprojecteerd, ieder door een corresponderend kleurfilter. Strikt genomen gaf dit dus niet echt een kleurenfilm, maar eerder de illusie van een kleurenfilm.
Boven: George Albert Smith rond 1900
Links: Edward Raymond Turner
Scene uit de oudste kleurenfilm van Edward Turner. 1902
Bekendste beeld uit Le voyage dans la lune: de raket is precies in het oog van de maan geland.
Georges Méliès
Scene uit À la Conquête de l'Air van Ferdinand Zecca. 1901
Bronnen
- J. Meidenbauer (red.) - 'Het grote boek van uitvindingen en ontdekkingen.' Lisse 2004
- Wikipedia (nl.wikipedia.org) - 'Cinematograaf'/'Gebroeders Lumière'/Cinematografie'/'Stop-motion' (31-3-2012) / 'Eadweard Muybridge' / 'Zoöpraxiscoop' (7-12-2018) / 'Toverlantaarn' / 'Fantasmagorie' (12-12-2018) / 'George Méliès' (18-1-2019)
- Wikipedia (en.wikipedia.org) - 'Max Skladanowsky' (15 -1-2019) / 'Edward Raymond Turner' (17-1-2019) / 'George Albert Smith' (18-1-2019)
- Bioscoopgeschiedenis (www.bioscoopgeschiedenis.com) - 'Bioscoopgeschiedenis en techniek.' (14-12-2011)
- Filmgek (www.filmgek.nl) - 'Filmgeschiedenis'. (14-12-2011)
- https://historiek.net/eerste-kleurenfilm-ontdekt-in-brits-museum/18339/ (17-1-2019)
- https://isgeschiedenis.nl/nieuws/geschiedenis-van-de-kleurenfilm (17-1-2019)
Afbeeldingen
- Fantasmagorie: Wikimedia/ Mémoires récréatifs, scientifiques et anecdotiques du physicien-aéronaute E.G. Robertson (vol. 1)
- Gebr. Lumière: Wikimedia/Institut Lumière
- Cinematograaf: Wikimedia / Le magasin du siècle (jaar 1897)
- Warwick bioscoop: Wikimedia / victorian-cinema.net
- George Albert Smith: Wikipedia (en.wikipedia.org)
- Overigen: Wikimedia (commons.wikimedia.org)
Deze pagina is gepubliceerd op 14 december 2011 en het laatst gewijzigd op 18 januari 2019.